31/05/2009

glijval mentsjov

Die Rus

UIT NRC NEXT   De uitgemergelde koppen in de rennersbus van de Rabo-ploeg keken schuin omhoog naar de televisie. De knechten hadden ter verkoeling een blikje uit de koelkast gepakt. Hun rit tegen de klok door Rome zat erop. Het was wachten op de tijd van hun kopman Denis Mentsjov. Nog even, en hij was de winnaar van de Ronde van Italië.
Mentsjov ramde de laatste kilometers over het stratenparcours. Toeristen met opengevouwen kaarten zagen het roze shirt als niet aangemerkte bezienswaardigheid voorbij flitsen. Op een recht stuk reed Mentsjov onbedreigd naar zijn overwinning.
De camera van de NOS registreerde ondertussen de sfeer in de bus. Eigenlijk zaten de collega’s van Mentsjov maar met één ding in het hoofd: ‘Laat hij nou niet vallen.’ Eigenlijk dacht de hele wereld thuis voor de televisie hetzelfde.
Het achterwiel van Mentsjov gleed weg. Ja hoor, de val begon.
Ploegmaat Laurens ten Dam verlengde zijn vloek zo lang als mogelijk. Uit de mond van anderen in de bus kwam een oerkreet, diep uit het middenrif. Een geluid dat je alleen bij diepmenselijk drama gebruikt: bij een moeizame geboorte, een onverwachte dood.
Mentsjov nam alle tijd voor zijn val. Als bij een trekpop schoten armen en benen wijd uiteen. Het was een val uit het boekje. Uit het schaatsboekje wel te verstaan. Ik zag in zijn lange ‘glijval’ de hulpeloze houding terug van schaatsers die op hun kont naar de zijkant van de baan glijden.
In de bus schreeuwde iedereen door elkaar. Een renner was spontaan in zijn oude geloof vervallen en bad met gevouwen handen naar hemel. ‘Kom op, jongen, kom op’, riep één ander. Mentsjov moest opstaan. Maar Mentsjov gleed maar door. En zijn fiets gleed – nog sneller - voor hem uit.
Vanuit de ploegleidersauto werd een nieuwe fiets op de weg gezet. Mentsov sprong erop en fietste weer door.
In de bus waren de renners de wanhoop nabij. ‘Duwen, duwen,’ riepen ze, doelend op het traptempo van Mentsjov. Zou die rare Rus, de man zonder tekst, de man zonder lach, de man zonder emotie, het dan toch nog verknallen, na hun hondse knechtenwerk?
Maar Mentsjov haalde het makkelijk. Hij was de winnaar van de Giro 2009.
De renners in de bus vielen elkaar om de hals. De champagne vloeide in plastic glazen. Ze zagen niet hoe Mentsjov in een fractie van een seconde een nieuw mens werd. De glijval en de Giro-winst hadden Mentsjov in een wild beest veranderd. Weg was de verlegen blik, het eeuwige stopwoordje ‘no’ na een zuinige zin in het Engels of Spaans. Hij balde zijn vuist als een ordinaire bokser en sloeg ermee in de lucht; hij gromde, spuugde.
Het had er veel van weg dat Mentsjov te lang en eenzaam in een kooi had gezeten. Misschien zei zijn oud-Rabocollega het ooit hard en treffend na de Tour. ‘Ze zien in ons land toch liever een Nederlander op kop rijden dan die… eh… Rus.’ We blijven nationalisten.
Nu is nog even de vraag hoe lang ‘die Rus’ ontspannen kan genieten van zijn winst. Dopingvorsers liggen op de loer. Hij moet zich wellicht verantwoorden voor het gebruik van bloeddoping in Oostenrijk, een paar jaar terug. Het zou een vuist in het gezicht van de Rabo-ploegleiding zijn. Je hoort ze denken: eerst die Deen, nu die Rus.