24/12/2010

Gewatteerde jas

UIT NRC/NEXT:

Gewatteerde jas We zijn een waterland. Als het koud wordt, bevriest dat water. Dan krijg je sneeuw en ijs. Simpel. Daar leef je mee. Je houdt in de winter een zak zout achter de hand in de keuken en giet op tijd antivries in de auto. Sporters weten ook dat de kou komt. Wanten, thermo-ondergoed en een muts liggen klaar in de klerenkast. In de voetbalstadions zijn veel velden verwarmd. De Arena in Amsterdam heeft zelfs een dak. Eén druk op de knop en je speelt op een droog veld. Met slaapogen keek ik gisterenochtend vol verbazing naar een pagina van teletekst. Het stond er echt: de klassieker Ajax-Feyenoord ging niet door vanwege de sneeuwval. Het veld was goed, de wegen eromheen niet. De sportwereld is van slag door een laag sneeuw. Zijn we watjes geworden? Het lijkt er wel op. Vroeger, mensen, vroeger. De aanblik van winterse voetbalvelden was van een grote mathematische schoonheid. Terreinknechten veegden de kalklijnen sneeuwvrij waardoor adembenemende witte rechthoeken en cirkels ontstonden. Voetballers droegen de vleeskleurige panty van hun vriendin onder de korte broek. Gebreide wanten geen bezwaar. In 1969 speelde Ajax een Europacupwedstrijd in het Olympisch stadion in Amsterdam. Steenkoud was het, die dag. De tegenstander was Benfica uit Portugal. Eusebio en Torres speelden mee. Eusebio was de Zwarte Parel uit Mozambique. Fernando Torres heette in de volksmond O Bom Gigante, de Vriendelijke Reus. Vriendelijke Reus en Zwarte Parel hadden op hun geboortegrond nog nooit één sneeuwvlok zien vallen. Ze reden als jongens met ontbloot bovenlijf mee op een tractor over akkers vol droogtescheuren. Een sneeuwschuiver? Nooit gezien. Pekelen? Waar was dat voor? Het wonderlijke was dat Benfica de vrieskou niet leek te voelen. Ze wonnen de wedstrijd in Amsterdam met 1-3. Vriendelijke Reus scoorde. Achter het doel van Ajax zag hij een grote hoop plakkerige smurrie liggen. Was dat nou sneeuw? Reus boog voorover, zette zijn blote handen in de massa en tilde een gigantisch blok sneeuw boven het hoofd. Het had een vernietigende uitwerking op Ajax en de Amsterdamse fans. Als een Griekse god stond Reus met een klomp sneeuw te zwaaien. Leonardo da Vinci zou de houding treffend getekend kunnen hebben. Wat een kracht in de ijskou. De Hollanders waren verslagen met eigen middelen; onverminderd vechten tegen het water, ook al was het deze keer bevroren. De Portugezen lachten op het witte veld om sneeuw en ijs. Ook al heeft Vriendelijke Reus later in de kleedkamer, met zijn tintelende handen onder de oksels van Eusebio, vermoedelijk nog een halfuur om zijn moeder geschreeuwd. De kou, we kunnen er tegenwoordig niet meer tegen. Kijk naar Ibrahim Afellay. Hij nam dit weekend afscheid van de Nederlandse velden. De voetballer gaat naar Barcelona. Afellay kreeg een erewissel voor eigen publiek. In een sneeuwstorm liep hij van het veld, in zijn gestreepte PSV-shirt. Die kop in combinatie met die mooie strepen, daar wilde ik nog wel een tijdje van genieten. Afellay was nog niet over de zijlijn of een verzorger gooide een jas over hem heen. Jassen gooi je over blote vrouwenschouders of het hoofd van een gearresteerde bankovervaller, niet over Afellay na zijn laatste speelminuten in ons land. Een afscheid in een gewatteerde jas. Hoe bang zijn we voor kou?