15/09/2009

WIELERVOODOO

Uit NRC Next

In de filmklassieker Don’t look now (1973) raakt hoofdrolspeler Donald Sutherland in de war van een mysterieuze dwerg in een rode cape die hij voortdurend voorbij ziet flitsen in Venetië. De romantische waterstad verandert in een doolhof van stinkend water en smalle stegen.
Aan het einde hakt de dwerg erop los met een bijltje. In de horrorscène spat het bloed in het rond, nare herinneringen aan een verongelukt kind en verstoorde liefde komen bovendrijven. Je zit op het puntje van je stoel, omdat ‘iets’ van buitenaf regie lijkt te voeren over het leven van Sutherland.
Gistermiddag deden mysterieuze krachten hun werk in de Vuelta, tijdens de loodzware slotklim op de Sierra de la Pandera.
Wielerkenners hadden geconstateerd dat het niet normaal was om ‘deze klootzak van een berg’ met een fiets te beklimmen. Er lag een ezelpad met uitgevreten asfalt, in een omgeving waar zieke dieren een plekje zoeken om in stilte te kunnen sterven. Maar het peloton moest en zou er overheen.
Het werd een klim waarin onverklaarbare dingen gebeurden. Het begon al met de live-uitzending van de televisie. Alle geluidsverbindingen vielen weg. Mart Smeets zat op 1830 meter en zijn microfoon weigerde dienst. Na minuten van radiostilte, was daar zijn stem weer, via zijn maar half opgeladen mobiel. Het geluid klonk overstuurd.
De kopgroep met de Spaanse klassementsleider Alejandro Valverde en Robert Gesink reden in een verschrikkelijk hoog tempo omhoog. Gesink kon de leiderstrui pakken als hij met voorsprong eindigde.
Het werd steiler. Valverde zakte weg uit de kopgroep. Hij had een zware inzinking die hij, zo te zien, niet meer te boven zou komen. Gesink ramde op de pedalen. Dit was de mooiste bergetappe van het jaar. En, we hadden weer Hollands vlees voorin, al was het mager vlees.
In het uitgebeende mijnwerkersgezicht van Valverde zaten witte vlekken. Een toeschouwer duwde hem een stukje. Gesink reed vooruit. Hij stond op zijn pedalen. Ik ging ook staan, voor de televisie. Eindelijk, we kregen weer een rondewinnaar.
De camera op de motor begaf het. Ook dat nog. ’Alles ligt er nu uit’, riep Smeets.
Opeens zag ik Valverde. Wat? Hij reed weer een mooi tempo. Dit kon toch niet? Net lag zijn tong nog op het stuur. In korte tijd reed hij naar Gesink. Hij moest gesleept zijn of een razendsnelle bloedtransfusie gepleegd hebben. Op de finish versloeg Valverde de moegestreden Gesink.
Hoe was het mogelijk?
Ik draaide de film van de etappe nog eens terug. Er moest een verklaring zijn voor de plotselinge wederopstanding van Valverde. Aan het begin van de klim had ik in een flits een rare vrouw zien staan. Helemaal alleen in het kale landschap. Een stevige Spaanse met een grote koelbox, schuilend onder een struik. Wat deed die vreemde verschijning daar, met haar koelbox in de regen?
Gesink is de smaakmaker van de Vuelta. Niemand rijdt met zo’n hoog beentempo een berg op. Niemand kijkt naderhand zo nuchter tegen zijn eigen topprestatie aan. Hij is de sterkste. Maar zolang de heks met de koelbox langs de kant staat, denk ik, zal Valverde zegevieren.
Ze bestaan dus, de mysterieuze krachten in de sport. Ze duwen je een berg op, of ze trekken je aan je bretels juist naar beneden. Hoe kon de dood gewaande Valverde zo sterk finishen? Ik noem het wielervoodoo en snap er geen donder van.