10/11/2014

STEENMARTER

Je ziet hem niet vaak in het openbaar. Hij houdt zich liever schuil. Het is geen mensenvriend. Hij bijt als het moet.
Tijdens de wedstrijd Heracles – PSV verscheen plotseling een steenmarter op het veld. De scheidsrechter blies op zijn fluit. Het beest holde op hoge snelheid met zijn korte poten, vaalgrijze vacht en witte bef over het veld.
In het stadion van Almelo ligt kunstgras. Er is veel kritiek op die ondergrond voor een partijtje voetbal. De bal stuit hoger op en vallen is een pijnlijke zaak. De steenmarter kon prima uit de voeten op deze ondergrond. Kunstgras was niet zijn probleem, wel het vinden van een uitgang.
Terwijl het publiek joelde, holde het beest heen en weer langs de reclameborden. Uiteindelijk vond hij een gaatje achter een televisiecameraman en verdween uit beeld.
Het was zielig en opwindend tegelijk, een steenmarter op kunstgras.
Ik dacht aan het hoofdveld van mijn vroegere amateurclub. Hoe het er geschonden bij kon liggen als mollen in de nacht hun gaten en gangen hadden gegraven. Bij het zien van de bergjes van aarde, werd je met je neus op de feiten gedrukt. Het grasveld was niet alleen voor sport bestemd.
De steenmarter van Almelo verscheen rond de 18e minuut op het veld. De wedstrijd was tot dan toe weinig opwindend. PSV speelde in een traag tempo en Heracles was te gehaast. De steenmarter werd het hoogtepunt in de eerste helft.
Iedereen piekerde zich suf. Wat was dit voor dier?
Een fret, een bunzing, een hermelijn?
De kennis van voetbal en voetballers is groter rond het veld. Iedereen herkent Memphis Depay van grote afstand. De flitsende passeerbewegingen, versnellingen en traptechniek van de PSV-aanvaller zitten in het geheugen gegrift.
Anderhalf in de buitenlucht zitten en voetballers met elkaar zien spelen is een genot. Duizenden mensen in Almelo preferereerden het kijken naar de wedstrijd boven een zondagse wandeling in de natuur.
PSV moest wennen aan het kunstgras van Almelo. Het kwam achter en rechtte pas laat de rug: 1-2. Het winnende doelpunt deed coach Phillip Cocu hoog opspringen. Hij was euforisch terwijl het een foeilelijke frommelgoal was. Het ging hem kennelijk om de drie punten, niet om schoonheid van het spel.
Ik kon Cocu begrijpen.
Maar het kijken naar het uitgerekte, atletische lijf van de steenmarter van Almelo was een sensatie. Hoe hij zijn voorpoten bij iedere sprong zo netjes naast elkaar zette. Hoe hij de achterpoten steeds razendsnel meetrok. En dan zijn laaghangende staart, die als een zwarte plumeau de kruimels van het kunstgras sloeg.
Voetballers observeren is plezierig, zelfs op kunstgras.
Maar een sierlijk rennend dier wint het van alles en iedereen.