16/04/2012

SNOTNEUS

Uit NRC/Next: 

In alle vroegte liep ik gisteren langs het parcours van de marathon van Rotterdam. 37 KM stond er in gele letters op het asfalt gespoten. Het was steenkoud en een harde wind blies in mijn gezicht. Een wereldrecord zat er niet in.
De grote favoriet was Moses Mosop. Zaterdagavond zond de NOS een reportage uit over de 26-jarige Keniaan. Hij werd gevolgd tijdens een training in eigen land, een week voor de marathon. Op 20 kilometer van Nairobi liep Mosop in de brandende zon over een onverhard pad.
Mosop heeft al jaren dezelfde trainer, Renato Canova. De Italiaan reed in een Toyota achter Mosop tijdens de lange intervaltraining. Om de zoveel tijd liet hij de chauffeur een ram op de claxon geven, het teken dat zijn pupil moest versnellen. Ik kreeg het benauwd. Zelf lekker in de auto schommelen en maar toeteren naar je pupil.
Mosop zei over Canova: „Hij is als een vriend voor me. Misschien zelfs als een vader of grootvader, zo close zijn we.” Canova hoorde het aan en zakte nog iets dieper weg in een leren bank, ogenschijnlijk tevreden met de machtsverhouding.
Lange tijd liep Mosop in Rotterdam mee met de snelsten. Hij werd omringd door ‘hazen’ die hem uit de wind moesten houden. Ze liepen onder het schema van het wereldrecord. Ja, met wind mee. Zo kon ik het ook.
Terwijl ik met een schuin oog de televisie in de gaten hield, zocht ik via internet naar feiten over Mosop. De bijnaam van Mosop is Grote Motor, las ik. Dat leek me eerder op de auto van zijn trainer Canova slaan, maar goed. Mosop was getrouwd met veldloopster Florence Kiplagat. Samen wilden ze niets over hun huwelijk kwijt. Waar hoor je dat nog?
Halverwege de marathon kon Mosop het hoge tempo van de kopgroep niet meer bijbenen. Hij liet zich afzakken, er werd een haas opgeofferd om hem uit de wind te houden. Ik keek naar zijn gezicht. Moses had een snotneus. „Misschien een verkoudheid opgelopen tijdens de vlucht van Kenia naar Nederland”, opperde de verslaggever. Zou zo maar kunnen, bij dit temperatuurverschil zou ik meteen het loodje leggen.
Het snot bleef zelfs met windkracht 4 onder de neus van de marathonloper hangen. Het leek wel van porselein. Langs de kant kreeg hij bidons en sponsjes aangereikt. Was er dan niemand die de marathonloper een ouderwetse zakdoek kon toesteken?
Op televisie naderde Mosop de 37 kilometer. Ik trok mijn winterjas aan en wandelde door de straten naar de gemarkeerde plek. Trainer Canova zat aan de finish natuurlijk al aan een hete ristretto. Of duwde het baasje al weer op een claxon in Kenia? Mijn neus liep, mijn ogen traanden.
De twee koplopers uit Ethiopië vlogen voorbij. Achter me wapperde een Nederlandse vlag aan een stok. Daar kwam Mosop aangelopen, de tegenwind op zijn borst vangend. Hij had in korte tijd mijn sympathie gewonnen, alleen maar omdat hij door een claxon werd voortgedreven.
„Hey!” riep ik, ondertussen applaudisserend.
Weg was vriend Mosop.
Door de ruit van een huis langs het parcours zag ik een kwartier later de finish op tv. Mosop werd derde. Geen wereldrecord, wel een wereldsnotneus.