14/07/2010
ZWARTE SJAAL
UIT NRC/Next:
Mijn huiskamer is stadion, voodoohut en zweethok. Het begint.
Zenuwen. Overal zenuwen. Bij hoogheden op de tribune, bij Bert van Marwijk, bij het Nederlands elftal, bij de scheidsrechter, bij mij. Aan de nagel van mijn rechterduim zit een haakje. Met mijn voortanden trek ik het een beetje los.
Zelfs de bal heeft het niet meer. De bal weet niet meer hoe hij moet stuiteren op het harde veld. Keeper Casillas wordt er bijna door verrast. Als de bal het niet meer weet, vergeet het dan maar.
De Spanjaarden belijden de wedstrijd. De armen van Ramos gaan wijd als een bal net naast gaat. Zelfkruisiging. Pedro vouwt de handen na een mislukte Rooms-katholieke dribbel.
Nederland speelt hard. Dat vooral. Ze pokeren, met gele kaarten.
In de rust denk ik aan 1974. Ik was een jongen van 16 jaar. We mochten met het hele gezin kijken bij de Engelse buren. We tuinden erin. Ik ben gaan huilen. Ik liet mijn lievelingseten staan. Geen trek. Alleen op het veldje aan de overkant deed ik Willem van Hanegem na om de wedstrijd te vergeten.
Van 1978 weet ik niets meer. Niet waar ik keek, wat ik deed, hoe het voelde. Gewoon uitgebannen uit mijn hersenpan. Kennelijk kon ik een tweede verloren finale niet verdragen.
Tweede helft. Mijn nagel is verder losgebeten. Hij haakt aan de bekleding van de bank. Van Marwijk heeft de bloem water gegeven. Langzaam ontvouwen de blaadjes zich en mogen we in het hart kijken.
Robben komt alleen voor de keeper. Hij heeft alle tijd. Een zee aan tijd om te handelen. Om te denken. Aan zijn vader, aan zijn hamstring, aan zijn iPod, zijn veters, een kop in de krant. Hij kiest een hoek, de keeper de andere. Maar de keeper heeft een gouden voet.
De normale speeltijd is om. Ik vlieg naar het toilet. Op de kalender zie ik de verjaardag van mijn moeder. Ze is al ruim anderhalf jaar dood. Met twee verloren finales het leven gelaten. Ze wist niet beter.
Op de tribune hangt de oranje sjaal van de prins op de grond. Waarom draagt Van Marwijk eigenlijk een zwarte? Verdomme, ik krijg last van bijgeloof. Zwarte katten op straat zal ik moeten afmaken. Het is nu even niet anders.
De eerste verlenging zit er bijna op. Giovanni van Bronckhorst geeft de aanvoerdersband af aan Van der Vaart. Ik word een beetje duizelig. Overgeven is een optie.
Korte rust voor de spelers op het veld. Mijn duimnagel scheurt te ver in.
Van Marwijk is wereldkampioen klaverjassen geweest. Nog nooit is hij zo geschrokken van een kaart: rood voor Heitinga. Ik ook. Zweethanden. De nagel hangt nog net vast. Wie helpt ons? Tien tegen elf. Het zat erin, de hele wedstrijd, maar nu had ik er geen rekening meer mee gehouden.
Opeens schreeuw ik. “In het midden! In het midden!” Ik heb makkelijk praten. Ik kan het goed zien van boven. Op het veld ontsnapt hij aan de aandacht: Iniesta. De Spanjaard staat vrij. Meer zeg ik niet. Machteloos toezien hoe de bal in het doel rolt.
Ik trek de nagel los. Een pijnscheut. Het is simpele pijn. Alles beter dan het onbestemde zeurende gevoel dat diep in mijn onderbuik opspeelt. Ik ken het nog zo goed, van vroeger. Het is ook pijn, maar van een andere orde. Ik kan het niet beschrijven. Laat het stil zijn.