14/06/2009

Afrikaanse toeter

Uit NRC NEXT   Het klonk als de soundtrack van een oorlogsfilm. Als een nare sirene. Er zijn oude mensen in Nederland die nog iedere eerste maandag van de maand uit paniek een pan op hun hoofd willen zetten als ze dat geluid horen.
Ik hoorde het alarm gisterenmiddag op televisie tijdens het openingsduel van de Confederations Cup in Zuid-Afrika. Het onheilspellende geluid werd in het stadion van Johannesburg gemaakt door Afrikaanse voetbalsupporters. Ze bliezen de hele wedstrijd op een plastic toeter: de vuvuzela. Een supporter zonder vuvuzela is als een man zonder geslacht.
Toeteren, blazen, pepperen. Zuid-Afrika laat zich horen.
De wedstrijd was niet om aan te zien. Zuid-Afrika speelde tegen Irak. Het toernooi wordt traditioneel één jaar voor het WK voetbal gehouden in het gastland, tussen acht regiokampioenen uit de wereld. Weg met die traditie, zou ik zeggen. Wedstrijdjes voor zoete koek. Toch worden ze live uitgezonden. De NOS had sterverslaggever Frank Snoeks achter de microfoon geposteerd. Het hielp niet. Het was een waardeloos duel om een titel die niet tot de verbeelding spreekt.
Vanwege de Confederations Cup duiken overal verhalen op over de toestand in het huidige Zuid-Afrika. Het zou er op straat nog altijd levensgevaarlijk zijn, een moord is snel gepleegd. Arm en rijk staan tegenover elkaar. Het beste cadeau tijdens een housewarmingparty in Zuid-Afrika is een groot hek met een slot erop.
Voetbal spelen en kijken is voor velen een geschikte vlucht uit het dagelijks leven. Het publiek viert uitbundig feest op de tribunes, al zaten de stadions gisteren bij lange na niet vol. Voor het komend WK zijn de kaartjes veel te duur voor de Zuid-Afrikanen. De armoedzaaiers zullen thuis voor de televisie toezien hoe de rijke voetballers vanuit hun chique hotel in de bus naar het stadion rijden.
Je ziet het voor je; Oranjespelers met gangsta-rap op de koptelefoon maken onderweg een foto van een township. Ze versturen het beeld via de mobiele telefoon naar het thuisfront, met begeleidende tekst: ‘Veel armoe hier, liefs vanuit Zuid-Afrika.’ Neem het ze eens kwalijk. Het is ongelijk verdeeld in de wereld.
Over een jaar strijkt het hele voetbalcircus neer. Er staan tien mooie stadions, uit alle landen vliegen de fans binnen, tijdelijke sponsordorpen worden uit de grond gestampt. De personificatie van dit alles, FIFA-bons Joseph Blatter zat gisteren al weer te glimmen op de eretribune. Als een blanke pater met kraaltjes en spiegeltjes.
Wanneer het Portugal in de laatste fase van de WK-kwalificatie meezit, speelt in de voorhoede een voetballer met een waarde van 94 miljoen euro. Cristiano Ronaldo wordt aanbeden door jongens uit de sloppenwijken van Zuid-Afrika. Hij is de belichaming van hun droom.
Als white trash zit ik onderuitgezakt op de bank te kijken naar een voetbalwedstrijd in Johannesburg en stoor me al meteen aan de zeurende toon uit de vuvuzela. Maffe Zuid-Afrikanen? Alsof het geluid van een dronken Oranjesupporter door een roeptoeter zoveel beter is.
Ik heb nog een jaar om aan de klank van de vuvuzela te wennen. Misschien is het geluid een constant alarm van de Zuid-Afrikaan. Zo hard lopen we niet voor Afrika, waar epidemieën en dictators het nieuws domineren. Ik moet in dat stadiongeluid maar een treurige blues horen van een vergeten continent, dan went het misschien snel.