21/04/2023

Bij de dood van Wayne Shorter

 

Mijn eerste serieuze verkering hield van vocale pop. Ik was negentien jaar en zat het liefst tot diep in nacht naar gierende saxofoonsolo’s te luisteren. Het kon niet free genoeg zijn.

Muzikaal lagen we mijlenver uit elkaar.

Tot ze een plaat van Steely Dan op haar eenvoudige pick-up legde. Bij het titelnummer ‘Aja’ (1977) veerde ik na een minuut of vier op. Wat was dit? Een saxofonist boorde een gat in de muur, stak zijn instrument erdoorheen en walste me plat.

„Geef de hoes eens”, zei ik. Op de binnenzijde stond zijn naam: Wayne Shorter.

Natuurlijk kende ik hem al. Ik had de Amerikaanse saxofonist al eens beluisterd als hij meespeelde bij Miles Davis of Art Blakey and The Jazz Messengers. Het was goed en toch liet ik Shorter aan me voorbijgaan. Kwam het door het afwijkende saxgeluid, de grillige opbouw van zijn solo’s?

Soms moet je kunst de tijd geven. De smaak van je allereerste biertje doet ook niet meteen denken aan nectar.

Wayne Shorter had op een van zijn saxofoonkoffers ‘Mr Weird’ staan. Hoe ‘vreemd’ was hij? In de vijf jaar bij Art Blakey stond hij naast trompettist Lee Morgan in de blazerssectie. Morgan was kraakhelder; tijdens een solo ging hij van a naar b en in uitzonderlijke gevallen besloot hij met c. Het was open, direct en het swingde. Als Shorter zijn mondstuk tussen zijn lippen duwde en begon te blazen, werd je deelgenoot van een zoektocht. Zijn spel was slim en doorwrocht, toch hield hij een paar kaarten tegen de borst. Zijn composities noemde hij het liefst „mistige landschappen”.

Shorter maakte muziek om bij te gissen.

Veel saxofonisten zetten aan het einde van een solo graag een dikke punt, Wayne Shorter plaatste liever een vraagteken.

Bij hetzelfde meisje stonden ook elpees van zangeres Joni Mitchell in de kast. Ik hanteerde in die tijd het dogma van Jules Deelder – „Niks te tralala, blazen, saxofóón!” – en toch kon ik het zingzeggen van Mitchell wel waarderen. Ze noemde het „schilderen met woorden”. Dat was de link met Shorter, die vaak op zijn sopraansax met haar meespeelde. De sax als kwast. Hij smeerde tientallen kleuren op zijn palet en was onophoudelijk aan het mengen. Knalrood met een mespuntje lila, een paar onbestemde zwarte vegen, afgewisseld met oker. Zijn bandleden kregen soms uitleg via kleur. Meer blauw in je akkoorden, graag. Ze moesten mee in Shorters universum.

Na het horen van zijn solo’s op popplaten ben ik Wayne Shorter gaan herijken. Zoals je een ondoorgrondelijk schilderij in een museum bij ieder bezoek een nieuwe kans geeft.

Toen Shorters tweede vrouw Ana Maria Patricio in 1996 omkwam bij een vliegtuigcrash, zocht de saxofonist wanhopig naar steun. Over die periode zei hij later: „Ik had geen houvast, totdat de stem van mijn vrouw leek te zeggen: blijf er niet in hangen, doe iets nieuws. Zet de poort maar open.”

Die gedachte gaf Shorter de lucht om door te gaan met wat hij sinds zijn doorbraak in 1958 al deed; veranderen, vernieuwen, ‘in het moment’ blijven tijdens een optreden.

Hij vond een evenknie in Miles Davis, met wie hij van 1964 tot 1968 in het Second Great Quintet speelde. „Het is als een vloek, maar ik móét veranderen”, zei Davis. Niet stilstaan bij succes, niet vasthouden aan een formule, aan een modegril.

In het kwintet van Miles Davis werd de muziek als zachte klei uit elkaar getrokken en vervolgens steeds weer tot iets nieuws gekneed. Ballads kregen onverwacht een dubbeltempo dat ook zomaar weer kon wegvallen. Shorter en pianist Herbie Hancock voelden zich als een vis in het water bij zoveel vrijheid.

Tegenover Japanse studenten in Osaka zei Shorter in 2014: „Je moet muziek spelen die niet als muziek klinkt. En niet repeteren. Hoe kun je anders het onverwachte, het onbekende spelen?”

In de coronaperiode was Hancock live te zien in een onlinegesprek met zijn vriend Wayne. Twee tachtigers – aanhangers van het boeddhisme – spraken met wijsheid en rust over de bizarre tijd. Ze konden al maanden niet spelen maar gebroken waren ze allerminst. Er was iets goeds te halen uit de stille periode, vonden ze: tijd om na te denken.

Shorter zat dicht op de camera van zijn laptop. Zijn haar was hagelwit geworden. Achter hem hingen gouden platen en Grammy Awards aan de muur. Aan het einde van het gesprek wilde hij nog iets kwijt: „One, two, three… infinity!”

Hij kreeg een bulderlach van Hancock retour.

Met de dood van Shorter (‘There’s no beginning, no end’) blijft zijn muziek in de lucht hangen. Er is nog van alles in te ontdekken. Hoe Miles en hij elkaar achternazitten op het album Nefertiti. De manier waarop hij met Weather Report jazzrock op de kaart zette. Zijn gouden pen als componist op de plaat Speak no Evil. En vooruit, ik moet ‘Aja’ nog maar eens gaan draaien bij mijn ex.

Ik ga luisteren, nog eens luisteren.

Een, twee, drie… Tot in het oneindige.