26/09/2011

Dijbenen

Uit NRC/Next:

 

De harde vloek moet tot op de laatste plaats van treinstel 17 gehoord zijn. Er was alle reden tot schelden. Alles was tot in de puntjes voorbereid. Ik had een nieuwe laptop mee, ik was speciaal abonnee geworden van Eurosport en er was wifi aan boord van de Thalys.

En toch ging het bijna mis.

Pas vorige week kreeg ik door dat ik mijn retour Parijs niet goed had gepland. De terugreis viel precies gelijk met de laatste uren van het WK wielrennen in Denemarken. Ik kon me niet herinneren wanneer ik een WK gemist had. Decennia terug, moest het geweest zijn.

Het WK is een merkwaardige wedstrijd. Zwaar gesponsorde wielrenners moeten zich in een shirt met de kleuren van hun land hijsen. Fietsen voor een koninkrijk, een republiek, een dictatuur wellicht.

Het is een aaneenschakeling van schijnbewegingen. Allereerst mogen de arme stumperds uit niet-fietslanden minuten voorsprong opbouwen, dan komen de halve troeven uit de goede landen naar voren en uiteindelijk wordt alles door de favorieten beslist in de laatste ronde.

De laatste ronde, die mocht ik niet missen. De laatste ronde, hij zat het hele weekend in Parijs in mijn hoofd. Ik ging hem zien, live, met mijn laptop op schoot in een rijdende trein.

Leve de techniek.

Op twitter volgde ik de berichten van kenners over de schermutselingen van het peloton. ‘Gaaaap’ en ‘Saaie koers.’ En: ‘Britten en Duitsers maken tempo, alle ballen op Greipel en Cavendish.’

Een nagenoeg vlak parcours, het werd een massasprint. Ik kreeg een mooi slot te zien in de trein.

Een ober bracht me een noisette op een beroemd terras op Boulevard Saint Germain. Hielden Sartre en Castor vroeger van fietsen?

Op Gare du Nord  stond de Thalys klaar. Ik ging ruim op tijd zitten, zette de laptop aan en tikte mijn wachtwoord voor de live-uitzending in. Niet geaccepteerd. Nog een keer. Weer niet geaccepteerd.

“Zit je te kijken?” sms’te een collega. “Nog niet, gedoe met internet,” berichtte ik. Ik begreep dat de renners een hoog tempo aanhielden.

De trein vertrok. Ik reed achteruit richting Nederland. Wifi haperde.

Toen kwam mijn vloek. Het hielp. Floep. Beeld! De laatste ronde, met Frans commentaar: “Attention, Cavendish bien placé, Greipel toujours là.” Een grote groep reed in ijltempo over het parcours. De Duitsers waren nog met veel, de Italianen ook. Lars Boom reed alleen.

Het werd een massasprint. Dat wist iedereen al voor het begon. Veel mensen vinden zo’n sprint saai. Ik niet. Het is de ejaculatie van het cyclisme. Sperma, vechtend op weg naar de uitgang, met aan het einde een knal van verlossing.

Mijn trein reed op topsnelheid achteruit terwijl de sprinters op de laptop recht op me af raasden. Een hallucinerende ervaring; of ik drugs gebruikt had. Cavendish had de meest aerodynamische zit, de beste ploeg, de sterkste dijbenen.

“Cavendish… Cavendish… Champion du monde!” riep de Franse commentator.

De Britse winnaar luisterde op het podium naar zijn volkslied. Ik herinnerde me toen pas weer dat ik zaterdagmiddag in Jardin du Luxembourg een groot orkest in de openlucht Land of Hope and Glory had horen spelen. Hoe duidelijk kon een voorteken zijn?

Ik klapte de laptop dicht en liet me op hoge snelheid naar huis suizen.