25/06/2018

Excuus van de Duitsers

Met een formidabele vrije trap van Toni Kroos won Duitsland van Zweden. In de laatste minuut. Direct na de miraculeuze ontsnapping liepen Duitse officials naar de bank van de Zweden om het verlies er lekker in te wrijven. De Zweden pikten het niet en gingen de mannen te lijf.

In een paar seconden tijd werd de haat aangewakkerd tegen ‘die verschrikkelijke, onuitstaanbare, mazzelende Duitsers’. Een potje voetbal op het WK kan mensen zo ontvlambaar maken als een molotovcocktail.

Er wordt geschoten met vuur vanuit de onderbuik.

Later boog de Duitse voetbalbond nederig het hoofd. Ja, dit was niet netjes en onsportief. Hun verklaring eindigde met het Zweedse woord voor sorry: ‘Ursäkta!’

Zand erover.

Soms zijn wonden zo vers, dat haat direct onder de huid ligt. Voor jonge voetballers uit voormalig Joegoslavië speelt de oorlog nog altijd een rol op het veld.

De opa van de Kroaat Luka Modric werd in oorlogstijd vermoord. Zelf moest hij als jongetje van vijf regelmatig schuilen voor inslagen. Als ik Modric zie spelen, gun ik hem het geluk om zijn ellendige jeugd met een bal van zich af te spelen.

In het elftal van Zwitserland spelen Xherdan Shaqiri en Granit Xhaka, twee voetballers van Kosovaarse komaf. Juist die twee scoorden in de wedstrijd tegen Servië. Met hun handen bootsten ze een vogel na, wat een verwijzing was naar de tweekoppige adelaar in de Albanese vlag.

De FIFA heeft de zaak in onderzoek. De bond wil sport en politiek niet met elkaar vermengd zien op en rond het veld.

Sla uw eigen geschiedenis er eens op na, heren.

De haat bij de twee spelers voor Servië is te bevatten, maar ook pijnlijk. Bij de Serven speelde Filip Kostic mee, een jongen die ik nog kende van zijn tijd bij FC Groningen. Ook hij maakte als kind beschietingen mee in voormalig Joegoslavië.

De oorlog op hun geboortegrond kende louter verliezers.

Bij mij komt soms ook haat bovendrijven op het WK, al is het futiel en niet-politiek van aard. Bij Brazilië tegen Costa Rica had ik het voorzien op Neymar. Het had niets met een oorlogsverleden te maken en ook niet met een aversie tegen zijn land Brazilië. Ik haatte Neymar om het doorlopende gezeur en de aanstellerij; zelfs de blonde puntjes in zijn kapsel waren doelwit.

Er zijn in huize De Jong woorden tegen de televisie gespuugd die nog niet in het woordenboek te vinden zijn. Het was goed om te zien hoe scheidsrechter Kuipers namens Nederland – zo onbeschaamd nationalistisch moet je wel zijn als je land niet aan dit WK meedoet – de minioorlog met de Braziliaanse ster wist te winnen.

Maar ach, waar ging het allemaal over? Om een potje voetbal. Het spel dat velen deze weken tot zinloze maar o zo lekkere kookhitte brengt.

Mijn haat is inmiddels weggezakt. Vanuit het diepst van mijn hart zou ik tegen Neymar willen zeggen: „Desculpe, perdoe-me!”