28/08/2012

HOMERUN

Na de zesde inning veerde het publiek in het honkbalstadion van de New York Mets op. Het was tijd voor een paar minuten pauze met Kiss Cam. De camera zocht de tribunes af naar stelletjes. Zodra je jezelf op het grote scherm zag, werd je geacht te zoenen.
Ik was in mijn eentje en zat voor het eerst bij een honkbalwedstrijd in de Major League. Naast me knaagde een vrouw aan een broodje vette worst. Slierten ui hingen uit het servet. De currysaus zat rond haar mond. De regisseur van Kiss Cam zou toch niet denken dat we een stel waren?
Gelukkig werden er andere mensen uitgepikt. Een stel dat heftig begon te tongzoenen kreeg het grootste applaus.
In het Citi Field-stadion zaten zo’n 30.000 mensen. Baseball was een uitje, zag ik. Honkbal is in Amerika naast sport vooral ook vertier. Sport als aanleiding om te lachen, te eten, te drinken.
Ik was getipt om toch vooral op werper R.A. Dickey van de Mets te letten. Dickey liep een rondje om de heuvel. Hij had een vlasbaard en een sjokkende tred. Een anti-held. Geboren in Nashville, geliefd in New York.
Na iedere worp deed hij zijn armen even omhoog om de druk van de spieren te halen. Dickey is de man van de knuckleball, een werptechniek waarbij je de nagels van je wijs- en ringvinger rechtop in de bal plant en je pols in een knik houdt, en de bal zonder rotatie op de slagman afvliegt.
Het was dat ik het wist. Vanaf mijn verre plek kon ik de techniek niet goed zien. Al viel het op dat veel Astros-slagmannen de bal maar half raakten of verbaasd keken als de scheidsrechter ‘strike’ gaf waar zij aan ‘balls’ dachten.
Terwijl Dickey op zijn elfendertigst naar de kant liep, knalden cheer girls met kanonnen T-shirts het publiek in. Schieten deden ze makkelijk in New York. Een dag eerder had ik op de 33ste straat een lijk onder een laken zien liggen na een schietpartij bij Empire State Building.
Werper Dickey ging slaan. Hij sloeg de bal naar de grond. Met zijn iets te zware lijf zwoegde hij naar het eerste honk. Zijn teammaat liep van het derde honk naar de plaat: 1-0 voor de Mets.
Het juichende publiek kon meteen blijven staan. De speaker kondigde de Veteraan van de Week aan. Een stramme man zwaaide. Hij werd bedankt voor zijn spel in de Golfoorlog.
Het was benauwd in het stadion. Iedereen was sloom. Dickey bleef aan de kant. Andere Mets-werpers moesten de winst binnenslepen.
Gelukkig, ik maakte een homerun mee. Het droge geluid van een goed geraakte bal, de zucht van het publiek, de secondenlange vlucht van de bal en het opzwellende geluid van het publiek dat voelt: homerun.
De bal ramde op een blote dij van een meisje op de tribune. Ze mocht hem houden. De rest van de wedstrijd wreef ze over haar huid.
De Mets wonnen met 3-1.
Op het stadionplein kon je je laten fotografen met een hond. Het beest had een Mets-shirt aan en een pijp in zijn mond. Ik sloeg over. Gewillig liet ik me in de volle metro duwen en denderde onder de East River door naar Manhattan, waar ik het hitsige stadstempo weer overnam.