25/03/2009

DE NIEUWE DUCROT

UIT NRC NEXT

Als het even kan, fietst hij zelf op het parcours om in de uitzending te kunnen vertellen waar de haakse bochten liggen. Als oud-renner is Maarten Ducrot sinds 2004 op tv te horen als wielerverslaggever. Hij afficheert zich nadrukkelijk als liefhebber, niet als journalist.
Dit weekend verscheen een verhaal van zijn hand in tijdschrift De Muur. De titel: Het nieuwe wielrennen is here to stay. Ducrot bespeurt grote veranderingen binnen het peloton. Er komt een nieuwe garde aan, die zich niets aantrekt van de ‘oude’ leefregels in het peloton. Ducrot noemt het ‘omdenken’, een nieuw woord dat ik niet in het woordenboek terugvond.
De sport moet menswaardig en geloofwaardig worden, vindt Ducrot. Volgens hem moeten we ons de volgende vragen stellen over de wielersport:
Zou ik dit mijn kinderen ook laten doen?
Mijn zoon kreeg in oktober een racefietsje. Bij zijn eerste rondje op een pleintje, kreeg hij de remmen niet dichtgeknepen. Hij ramde een paaltje, sloeg over de kop – met helm – en belandde op de weg. Ik heb hem meteen weer op het zadel gezet. Maar hij keek niet meer naar de fiets om. Nu zit hij op tennis.
Is dit sportief?
Nee. Wielrennen is onsportief en daar geniet ik met volle teugen van. Shakespeare kon niets met eerlijke karakters. In zijn stukken kijken we naar valsspelers, bedrieglijke verleiders, megalomane klootzakken. Zonder boevenstreken geen drama. Vraag het toneelschrijvers en filmregisseurs. De mens is jaloers, onbetrouwbaar, hebzuchtig, argwanend, gek. Daar zullen we het mee moeten doen. Ook in het peloton.
Wat kunnen we leren van de professionele wereld?
De renner wil geld en zijn vrouw ook, de sponsor wil geld, de organisator wil geld. En waar geld is, worden risico’s genomen. Soms ondoordachte. De druk op de renner is zwaar; flikt hij de boel, dan neemt hij een persoonlijk maar ook een bedrijfsrisico.
Hoe houden we de menselijke maat in het oog?
Door te meten. Maar dat is moeilijk. Ieder mens is anders. Testen wijzen uit dat het lichaam van Lance Armstrong extreem laat verzuurd. Vraag me niet hoe het komt – ik ben geen arts - maar hij heeft er voordeel bij. Belangrijk in de toekomst is: waar houdt de geschapen mens op en begint de maakbare, gefabriceerde renner? Mogen siliconenborsten? Ja. Mag een geïmplanteerde, aerodynamische wielerbochel? Tja.
Als ik naar wielrennen kijk, leven er in mijn hoofd meer vragen dan antwoorden. Ik hoef niet per se de waarheid te horen, al moet je er wel naar zoeken. Ik hoef niet alles te weten. Laat me fantaseren bij deze dwaze draaimolen. Het gaat me om de beroepsgekte en de schoonheid van de sport.
Ducrot kwam er in zijn carrière achter dat wielrennen niet alleen betekende dat je hard moest kunnen fietsen, je moest ook een slim spel spelen. Dat is nog steeds zo. De spelregels moeten duidelijk zijn. Wie zich niet aan de spelregels houdt, is de sigaar. Prima. Straffen en achteraan aansluiten. Wie de regels omzeilt, is slim geweest.
Hoe ver durft een renner te gaan? Dat is een spannende vraag. Als ze ‘vallen’, om wat voor reden dan ook, kruipen ze als gewone stervelingen uit het dal. Ze leven verder met een litteken. Dat is vaak een mooi verhaal. Een verhaal waar filmmakers en toneelschrijvers hun vingers bij aflikken. En ik ook.