20/10/2014

BUK

(Uitgesproken bij opening fotofestival CBK Schiedam, oktober 2014:)

 

 

De fotograaf belde aan bij het huis van de schrijver Henry Charles Bukowski. Er werd niet opengedaan. Achter de deur hoorde hij een ruzie tussen een man en een vrouw. Het ging over wie de afwas moest doen.
De fotograaf besloot achterom te gaan en piepte door de keukendeur naar binnen. Bukowski – vanaf nu noem ik hem Buk - stond in een onderbroek met een koekenpan in zijn hand. Buk draaide zich om naar de fotograaf, zei “een ogenblikje” en ramde de pan op het hoofd van zijn vrouw. Het klonk als een gong. Ze bleef op de grond liggen.
“Ook een biertje?” vroeg Buk.
“Ik moet een foto maken voor op de achterflap van uw nieuwe boek”, zei de fotograaf.
“Dan trek ik even iets aan”, zei Buk.
Hij vertrok naar de slaapkamer en kwam terug in een overhemd dat uit de
mand met vuile was gehaald leek. Buk ging in een skaileren stoel zitten. Hij staarde voor zich uit. De vogel in de kooi beet een stukje van een bedorven boterham met boter erop.
“Wilt u in de lens kijken?” vroeg de fotograaf.
Buk schudde van nee. Hij deed een poging te verzitten. Zijn dijbenen bleven plakken aan de zitting. Daarna nam hij dezelfde houding weer aan.
De fotograaf fotografeerde zijn Ilford HP5-Plus rolletje vol. 36 opnamen van een schrijver in een stoel.
“Klaar!” zei Buk.
Dat dacht de fotograaf ook. Hij stak een hand uit die niet werd geaccepteerd. Via de keukendeur verliet de fotograaf het huis. Toen hij langs de voordeur liep hoorde hij de schrijver weer schelden, met zijn rauwe keel.
Of Buks vrouw al weer bij kennis was, werd de fotograaf niet duidelijk.